Over hoop, en Groeien naar de diepte
We hebben het over de terugval van de kerk. Wij: twee oude mensen die nog het rijke Roomse leven gekend hebben. We zitten op een terras bij een nog jonge druivelaar. Het is zomers en al een maand droog. “Weet je,” zegt ze, “dat een druivelaar bij droog weer tot veertien meter diep wortel kan maken om water te zoeken.” Een mooi beeld van hoop. Tijd om te groeien naar de diepte.
Vergelijk het met het beeld van het mosterdzaadje: onooglijk klein, maar straks een schuilplaats voor vogels.
Een herinnering uit Assisi: ik lig te siësten onder een oude wijnstok. Boven mij al sappige druiventrossen: hoeveel tijd hebben die nodig gehad om daar in de schaduw van de ranken te rijpen? Hoeveel tijd hebben die ranken nodig gehad om het nodige sap aan te voeren? Hoeveel tijd heeft die oude wijnstok nodig gehad om mij schaduw en druiven te bieden? Hoeveel tijd heeft onze zuster moeder Aarde nodig gehad om een wijnstok uit te vinden? En wat een klein, kortstondig vogeltje ben ik dat ik hier nu mag rusten en wortel schieten in Jou!
Misschien staat de kerk van Jezus nog maar in haar eerste kinderschoenen.
Daniël De Rycke o.f.m.
Als toemaatje een gedicht van Ida Gerhardt
Een liedje van het water
Ik lag de lieve lange dag
tussen het bloeiend fluitekruid;
er zweefde een liedje voor mij uit,
nu hoort naar wat ik zingen mag:
Wie nooit de lieve lange dag
bij ’t spiegelklare water lag,
zijn uur is kort, zijn vreugd heeft uit, -
want nimmer zag hij wat ik zag
tussen het bloeiend fluitekruid.
Wie naar het klare water gaat
hem zullen de ogen opengaan,
want zeker zal hij hier verstaan,
geknield tussen wat groeit en leeft,
hoe God het schoonste zingen geeft
bij water, bloeiend kruid en riet
om niet!