DE KRIBBE
A - WErkvorm 'Tableau vivant'
Achtergrondinformatie
De voederbak staat centraal in dit verhaal. Franciscus wil het kerstverhaal concreet en levendig maken, en delen met de gemeenschap. God wordt mens in een kind dat huilt, behoeftig is, kwetsbaar, zoals ieder mens, (geen almachtige koning). En dat is het wonder: het ontroert, roept op tot mededogen en engagement en tegelijk schenkt het zoveel vreugde. Een andere interpretatie (André Jansen) wijst op de gelijkenis tussen de geboorte en de opstanding van Jezus (in doeken gewikkeld, een krib als stenen uithouw waar ook een lichaam kan in liggen, ….)
Volgens André Jansen zijn er twee tradities: Jezus geboren in een stal (Lucas) en Jezus geboren in een grot. In die tijd kon een grot ook als stal dienen. Het apocrief evangelie Pseudo-Matheus zegt dat Jezus eerst in een grot is geboren. Nadien gingen zijn ouders naar een stal. Zo heeft hij dat keurig opgelost. Het apocrief evangelie Pseudo-Matheus was goed gekend in de middeleeuwen. Franciscus kende dus ook de traditie van de grot. Wellicht heeft die traditie hem geïnspireerd om de viering te laten plaats vinden in een grot.
Wat de uitbeelding van het kerstgebeuren betreft, een soort kerstspel werd opgevoerd in het koor van de (grote) kerken, met de rol van Maria en Jozef, alle gespeeld door monniken of clerici. Het volk kreeg dan de rol van herders. Vandaar dat veel kerstliederen een oproep zijn tot de herders (het volk!) om het Kind te komen aanbidden, b.v. ‘Adeste, fideles’, venite Natum videre ...(kom naderbij gelovigen, kom de Geborene zien ...) Voor zover wij weten werd de os en de ezel niet opgevoerd of uitgebeeld. Waarschijnlijk was er ook geen kind of pop. Ook niet bij Franciscus.
In deze tekst gaat het om een kribbe die men midden in het bos maakte tussen de os en de ezel. We kiezen dus toch, om het ons gemakkelijk te maken voor een ‘voederbak’ , die we zelf kunnen verbeelden met een kartonnen doos of een houten wijnkratje met hooi, of…
Volgens André Jansen zijn er twee tradities: Jezus geboren in een stal (Lucas) en Jezus geboren in een grot. In die tijd kon een grot ook als stal dienen. Het apocrief evangelie Pseudo-Matheus zegt dat Jezus eerst in een grot is geboren. Nadien gingen zijn ouders naar een stal. Zo heeft hij dat keurig opgelost. Het apocrief evangelie Pseudo-Matheus was goed gekend in de middeleeuwen. Franciscus kende dus ook de traditie van de grot. Wellicht heeft die traditie hem geïnspireerd om de viering te laten plaats vinden in een grot.
Wat de uitbeelding van het kerstgebeuren betreft, een soort kerstspel werd opgevoerd in het koor van de (grote) kerken, met de rol van Maria en Jozef, alle gespeeld door monniken of clerici. Het volk kreeg dan de rol van herders. Vandaar dat veel kerstliederen een oproep zijn tot de herders (het volk!) om het Kind te komen aanbidden, b.v. ‘Adeste, fideles’, venite Natum videre ...(kom naderbij gelovigen, kom de Geborene zien ...) Voor zover wij weten werd de os en de ezel niet opgevoerd of uitgebeeld. Waarschijnlijk was er ook geen kind of pop. Ook niet bij Franciscus.
In deze tekst gaat het om een kribbe die men midden in het bos maakte tussen de os en de ezel. We kiezen dus toch, om het ons gemakkelijk te maken voor een ‘voederbak’ , die we zelf kunnen verbeelden met een kartonnen doos of een houten wijnkratje met hooi, of…
Materiaal
- De tekst van het Kerstverhaal van Greccio
- Doeken
- Een zelf gemaakte ‘kribbe’ (tenzij de kribbe wordt voorgesteld door een personage!)
Stap 1: de tekst lezen
Lees de tekst twee maal.
De tweede maal duidt elke deelnemer alle mogelijke rollen aan in het verhaal. Let op: dit zijn de (menselijke) personages maar kunnen evengoed dieren of voorwerpen zijn uit het verhaal.
Mogelijke rollen:
- Os en ezel
- Kribbe
- Bomen
- Mensen die de kribbe maken en er het hooi in leggen (materiaal: bak of kartonnen doos, hooi? Of anders gele doeken? Of…)
- Franciscus die voor de kribbe staat zuchtend van medelijden en toch blij.
- Diep ontroerde priester die de mis viert boven de kribbe.
- Dieren die genezen van het hooi.
- Vrouwen die geholpen worden bij de bevalling door het hooi van de kribbe.
- Broeders die naar de Kerstviering komen.
- Inwoners die op de kerstviering aanwezig zijn.
- God
- …
Ieder kiest een figuur of rol, kleedt zich overeenkomstig zijn verbeelding/betekenis met een doek en zet zich in een positie, houding… rond de centrale voederbak. De begeleider klapt 1 maal in de handen en vervolgens ‘bevriezen’ de personages als op een foto/standbeeldgroep. Deze opstelling is een som van verschillende personages maar zou ook een geheel moeten vormen.
De tweede maal duidt elke deelnemer alle mogelijke rollen aan in het verhaal. Let op: dit zijn de (menselijke) personages maar kunnen evengoed dieren of voorwerpen zijn uit het verhaal.
Mogelijke rollen:
- Os en ezel
- Kribbe
- Bomen
- Mensen die de kribbe maken en er het hooi in leggen (materiaal: bak of kartonnen doos, hooi? Of anders gele doeken? Of…)
- Franciscus die voor de kribbe staat zuchtend van medelijden en toch blij.
- Diep ontroerde priester die de mis viert boven de kribbe.
- Dieren die genezen van het hooi.
- Vrouwen die geholpen worden bij de bevalling door het hooi van de kribbe.
- Broeders die naar de Kerstviering komen.
- Inwoners die op de kerstviering aanwezig zijn.
- God
- …
Ieder kiest een figuur of rol, kleedt zich overeenkomstig zijn verbeelding/betekenis met een doek en zet zich in een positie, houding… rond de centrale voederbak. De begeleider klapt 1 maal in de handen en vervolgens ‘bevriezen’ de personages als op een foto/standbeeldgroep. Deze opstelling is een som van verschillende personages maar zou ook een geheel moeten vormen.
stap 2: verloop
- De personages plaatsen zich centraal rond de voederbak. De begeleider klapt 1 maal in de handen en vervolgens ‘bevriezen’ de personages als op een foto.
- Vervolgens raakt de begeleider elk personage in zijn rol kort aan. Het personage ‘komt tot leven’ en stelt zich voor met : ‘Ik ben …. die…’.
- Uitbreiding:
- Ontrollen:
stap 3: nabespreking
De begeleider zit tegenover de deelnemers in een halve cirkel en stelt open vragen. De begeleider gaat in op wat de deelnemers vertellen.
TIP - De begeleider waakt erover dat medespelers in hun rol worden aangesproken en niet als hun eigen persoon. Bv. Iemand die de rol van Franciscus had en die aan diegene die de rol van de graaf had zegt: ‘Jouw boosheid kwam agressief over’. Hier verbetert de begeleider: ‘Je bedoelt dat je X in de rol van de graaf agressief ervaarde.’
- Hoe was het om in de rol te kruipen van … ?
- Welke vraag of welk antwoord van je medespelers is je opgevallen? Heeft je geraakt?
- Is er iets dat je in verband kan brengen met je eigen leven? Of met de ruimere maatschappij of wereld?
TIP - De begeleider waakt erover dat medespelers in hun rol worden aangesproken en niet als hun eigen persoon. Bv. Iemand die de rol van Franciscus had en die aan diegene die de rol van de graaf had zegt: ‘Jouw boosheid kwam agressief over’. Hier verbetert de begeleider: ‘Je bedoelt dat je X in de rol van de graaf agressief ervaarde.’
stap 4: afsluiting
De begeleider rondt af door het verhaal of een (belangrijk) stuk ervan opnieuw voor te lezen. Dit kan ook door iemand van de deelnemers gebeuren.
de_kribbe_-_werkvorm_a.pdf | |
File Size: | 203 kb |
File Type: |
UITWERKING - Brigitte Puissant en Katia Van Cleynenbreugel, augustus 2023
BRON – AGTEN, J., HERREBOSCH, E., VERDUYN, K. en VERVOORT, L., ‘Bibliodrama begeleiden’.
Wegwijzers voor de praktijk, Uitgeverij Garant, 2007.
BRON – AGTEN, J., HERREBOSCH, E., VERDUYN, K. en VERVOORT, L., ‘Bibliodrama begeleiden’.
Wegwijzers voor de praktijk, Uitgeverij Garant, 2007.