Ontmoeting Franciscus en de graaf johannes
C - Werkvorm ‘ontmoetingsspel’
! Opgelet - Deze werkvorm kan enkel begeleid worden door iemand die een bibliodrama-opleiding heeft gevolgd en dit spel dus met de nodige zorg kan begeleiden.
materiaal
Onderaan op deze pagina vind je een pdf-document met alle instructies voor deze werkvorm dat je kan downloaden.
- De tekst van het Kerstverhaal van Greccio
- Doeken
spelopstelling
Bron: AGTEN, J., e.a. , ‘Bibliodrama begeleiden’. Wegwijzers voor de praktijk, Uitgeverij Garant, 2007, blz. 174.
stap 1: de tekst lezen
We lezen samen de hele tekst: kerstverhaal van Greccio. Ieder leest om beurt een paragraaf.
We herlezen de tweede paragraaf. De deelnemers beantwoorden volgende vragen aan de hand van de tekst en noteren deze eventueel. De begeleider schrijft kernwoorden op een flap.
Wat weten we over de graaf?
Wat staat over hem in de tekst? De deelnemers antwoorden.
De begeleider vult eventueel aan met volgende achtergrondinformatie:
- Johannes was waarschijnlijk iemand van de landadel. Zijn volledige naam is Johannes Velita. Wat zijn juiste taak was en hoe de verhouding lag tot de bevolking is een zeer moeilijke zaak. Normaal hadden de mensen feodale verplichtingen: leveringen van graan, hooi, enz... Assisi heeft zich daarvan al bevrijd in 1205. Hoe zat dat in Greccio? Dat weten we niet.
-Het kerkelijk recht verbood om eucharistie buiten de kerk te vieren. We weten niet hoe de graaf daarover dacht, hoe zijn verhouding was met de kerkelijke autoriteiten. We kunnen alleszins wel uit de tekst afleiden dat de priester en Franciscus zich vrij voelden om het zo te vieren.
Wat weten we over Franciscus?
Wat staat er over hem in de tekst? De deelnemers antwoorden.
Hij wil zo vieren dat de herinnering aan het Kind van Bethlehem tastbaar en concreet wordt, niet alleen voor zichzelf maar voor de hele gemeenschap. Motieven hiervoor zijn:
We herlezen de tweede paragraaf. De deelnemers beantwoorden volgende vragen aan de hand van de tekst en noteren deze eventueel. De begeleider schrijft kernwoorden op een flap.
Wat weten we over de graaf?
Wat staat over hem in de tekst? De deelnemers antwoorden.
- Hij is een respectabele edelman.
- Hij heeft, geïnspireerd door Franciscus, een hele spirituele weg afgelegd.
- Hij heet Johannes.
- Hij is een goede vriend van Franciscus.
De begeleider vult eventueel aan met volgende achtergrondinformatie:
- Johannes was waarschijnlijk iemand van de landadel. Zijn volledige naam is Johannes Velita. Wat zijn juiste taak was en hoe de verhouding lag tot de bevolking is een zeer moeilijke zaak. Normaal hadden de mensen feodale verplichtingen: leveringen van graan, hooi, enz... Assisi heeft zich daarvan al bevrijd in 1205. Hoe zat dat in Greccio? Dat weten we niet.
-Het kerkelijk recht verbood om eucharistie buiten de kerk te vieren. We weten niet hoe de graaf daarover dacht, hoe zijn verhouding was met de kerkelijke autoriteiten. We kunnen alleszins wel uit de tekst afleiden dat de priester en Franciscus zich vrij voelden om het zo te vieren.
Wat weten we over Franciscus?
Wat staat er over hem in de tekst? De deelnemers antwoorden.
- Drie jaar na het gebeuren in Greccio zou hij overlijden.
- Hij is de vriend van de graaf.
- Hij verlangt ernaar Kerst te vieren in de stad Greccio.
Hij wil zo vieren dat de herinnering aan het Kind van Bethlehem tastbaar en concreet wordt, niet alleen voor zichzelf maar voor de hele gemeenschap. Motieven hiervoor zijn:
- Volgens Thomas van Celano wou hij de pijnlijke en behoeftige omstandigheden zien waaronder het Kind leed en hoe het in de kribbe werd gelegd.
- Volgens André Jansen kon voor de Joden een kind nooit in een herberg geboren worden, want dan werd die ruimte onrein omwille van het bloed. Een kind kon zelfs niet in een woonhuis geboren worden om dezelfde reden. Daarom stond in die tijd vaak een bijgebouwtje naast het huis dat ook gebruikt werd als stal voor de ezel of muilezel.
- Volgens Origenes staan de os en de ezel symbool voor de heidenen en de joden. Franciscus wil laten ervaren dat God mens geworden is voor iedereen.
stap 2: verloop
De deelnemers zitten in een halve cirkel.
Eén vrijwilliger kiest voor de rol van Franciscus, een ander voor die van de graaf.
Ze kleden zich aan met een doek die best bij hun rol past (persoonlijke keuze).
Ze staan elk op een afstand van elkaar op het speelveld. De begeleider geeft aan waar elk staat. (Zie ‘Spelopstelling’)
De bibliodrama begeleider interviewt de twee deelnemers:
Je bent Franciscus en je bent op weg naar de graaf.
Je bent de graaf Johannes en je kijkt uit naar de komst van Franciscus.
De begeleider geeft de route van de weg aan.
De deelnemer in de rol van Franciscus en de deelnemer in de rol van de graaf stappen rustig (aftastend) naar elkaar toe. Op het moment dat ze tegenover elkaar komen te staan, nodigt de begeleider hen uit voor een gesprek.
Na een paar minuten beëindigt de begeleider het spel en nodigt beide spelers uit om zich te ontrollen.
Uitbreiding - Andere deelnemers nemen de twee rollen op. Het verloop herhaalt zich maar nu met twee andere spelers.
Eén vrijwilliger kiest voor de rol van Franciscus, een ander voor die van de graaf.
Ze kleden zich aan met een doek die best bij hun rol past (persoonlijke keuze).
Ze staan elk op een afstand van elkaar op het speelveld. De begeleider geeft aan waar elk staat. (Zie ‘Spelopstelling’)
De bibliodrama begeleider interviewt de twee deelnemers:
Je bent Franciscus en je bent op weg naar de graaf.
- Je bent op weg. Al lang? Hoe verloopt de tocht?
- Waarom ga je naar de graaf?
- Wie of wat heb je mee?
- Wat zie je rondom jou?
Je bent de graaf Johannes en je kijkt uit naar de komst van Franciscus.
- Wat gaat er in je om?
- Waarom zou Franciscus komen, denk je?
- Hoe ken je Franciscus?
- Wat houdt je bezig?
De begeleider geeft de route van de weg aan.
De deelnemer in de rol van Franciscus en de deelnemer in de rol van de graaf stappen rustig (aftastend) naar elkaar toe. Op het moment dat ze tegenover elkaar komen te staan, nodigt de begeleider hen uit voor een gesprek.
Na een paar minuten beëindigt de begeleider het spel en nodigt beide spelers uit om zich te ontrollen.
Uitbreiding - Andere deelnemers nemen de twee rollen op. Het verloop herhaalt zich maar nu met twee andere spelers.
stap 3: Nabespreking
De begeleider zit tegenover de deelnemers in een halve cirkel en doet de nabespreking aan de hand van onderstaande vragen. De begeleider gaat in op wat de deelnemers vertellen.
TIP - De begeleider waakt erover dat medespelers in hun rol worden aangesproken en niet als hun eigen persoon. Bv. Iemand die de rol van Franciscus had en die aan diegene die de rol van de graaf had zegt: ‘Jouw boosheid kwam agressief over’ Hier verbetert de begeleider: ‘Je bedoelt dat je X in de rol van de graaf agressief ervaarde.’
- Hoe beleefden jullie de ontmoeting?
- Wat verraste jullie? Wat raakte jullie?
- Was er een evolutie in jullie beleving?
- Is er iets dat je in verband kan brengen met je eigen leven? of met de ruimere maatschappij of wereld?
TIP - De begeleider waakt erover dat medespelers in hun rol worden aangesproken en niet als hun eigen persoon. Bv. Iemand die de rol van Franciscus had en die aan diegene die de rol van de graaf had zegt: ‘Jouw boosheid kwam agressief over’ Hier verbetert de begeleider: ‘Je bedoelt dat je X in de rol van de graaf agressief ervaarde.’
Stap 4: Afsluiting
De begeleider rondt af door het verhaal of een (belangrijk) stuk ervan opnieuw voor te lezen. Dit kan ook door iemand van de deelnemers gebeuren.
franciscus___de_graaf_-_werkvorm_c.pdf | |
File Size: | 314 kb |
File Type: |
UITWERKING - Brigitte Puissant en Katia Van Cleynenbreugel, augustus 2023
BRON – AGTEN, J., HERREBOSCH, E., VERDUYN, K. en VERVOORT, L., ‘Bibliodrama begeleiden’.
Wegwijzers voor de praktijk, Uitgeverij Garant, 2007.
BRON – AGTEN, J., HERREBOSCH, E., VERDUYN, K. en VERVOORT, L., ‘Bibliodrama begeleiden’.
Wegwijzers voor de praktijk, Uitgeverij Garant, 2007.