Het visioen van de Serafijn
en de stigmatisatie van Franciscus
naar Br. Thomas van Celano
Twee jaar voor hij stierf, trok Franciscus zich terug in een kluizenarij op de berg La Verna. In een visioen zag hij juist boven zich een man met zes vleugels, zoals een Serafijn. Met zijn handen uitgestrekt en zijn voeten naast elkaar, zat hij vast aan een kruis. Twee vleugels reikten tot omhoog boven zijn hoofd, twee andere waren uitgestrekt om te vliegen en de laatste twee bedekten zijn gehele lichaam.
Franciscus was erg verbaasd en wist niet wat dit visioen voor hem te betekenen had. Maar de welwillende en genadige blik waarmee de serafijn naar hem keek, verheugde hem. De serafijn was van een adembenemende schoonheid. Toch vervulde het Franciscus met afschuw dat hij aan het kruis genageld was en gruwelijk leed. Franciscus stond verward op. Hij voelde zich bedroefd en blij tegelijk. Vreugde en verdriet wisselden zich af. Ingespannen dacht hij na wat dat visioen wel niet zou kunnen betekenen. Hij twijfelde of hij er ooit achter zou komen. |
Juist toen hij het echt niet meer wist en alsmaar in de ban was van dit ongewone visioen, begonnen er op zijn handen en voeten spijkers zichtbaar te worden. Precies zoals hij het ze juist daarvoor bij de gekruisigde man had gezien.
Het leek alsof zijn handen en voeten precies in het midden door spijkers werden doorboord. De koppen zaten in de palmen van zijn handen en in de wreven van zijn voeten. De scherpe punten kwamen er langs de andere kant uit. In zijn handpalmen was de wonde rond en op de rug van zijn handen langwerpig, een stukje losgereten vlees stak boven zijn huid uit als een kromgeslagen spijkerpunt. Op zijn voeten staken de afdrukken van de spijkerkoppen een stukje boven de rest van zijn huid uit. Zijn rechterzijde leek doorboord door de punt van een lans, waardoor een litteken ontstond waar zoveel bloed uitvloeide dat zijn pij en zijn onderbroek vaak doorweekt waren van heilig bloed.
Franciscus liet zijn kruiswonden zelden aan iemand zien. Broeder Elias mocht er even naar kijken en broeder Rufinus heeft ze zelf kunnen aanraken. Hij had zijn hand eens in de pij van Franciscus gestoken om hem te krabben, maar zijn hand schoot per ongeluk uit naar zijn rechterzijde. Hij raakte juist aan het bijzondere litteken. Dat deed Franciscus erg pijn waardoor hij Rufinus’ hand wegduwde.
Franciscus zorgde er voor dat de anderen de wonden niet opmerkten. Hij verborg ze zorgvuldig voor zijn naaste omgeving. Zelfs zijn trouwste gezellen wisten er lange tijd niets van af. Hij beste heel goed dat de Allerhoogste hem op wonderbaarlijke manier met de meest eervolle glorie had onderscheiden. Geen edelsteen was kostbaarder. Toch ging hij er in zijn hart niet prat op en hij probeerde anderen er niet de ogen mee uit te steken in een zucht naar roem. Integendeel, hij deed zijn best ze op alle mogelijke manieren te verbergen, want hij vreesde dat zijn reputatie bij medemensen de genade die hij had mogen ontvangen teniet zou doen. Dus bewaarde hij het als een geheim in zijn hart.
Het leek alsof zijn handen en voeten precies in het midden door spijkers werden doorboord. De koppen zaten in de palmen van zijn handen en in de wreven van zijn voeten. De scherpe punten kwamen er langs de andere kant uit. In zijn handpalmen was de wonde rond en op de rug van zijn handen langwerpig, een stukje losgereten vlees stak boven zijn huid uit als een kromgeslagen spijkerpunt. Op zijn voeten staken de afdrukken van de spijkerkoppen een stukje boven de rest van zijn huid uit. Zijn rechterzijde leek doorboord door de punt van een lans, waardoor een litteken ontstond waar zoveel bloed uitvloeide dat zijn pij en zijn onderbroek vaak doorweekt waren van heilig bloed.
Franciscus liet zijn kruiswonden zelden aan iemand zien. Broeder Elias mocht er even naar kijken en broeder Rufinus heeft ze zelf kunnen aanraken. Hij had zijn hand eens in de pij van Franciscus gestoken om hem te krabben, maar zijn hand schoot per ongeluk uit naar zijn rechterzijde. Hij raakte juist aan het bijzondere litteken. Dat deed Franciscus erg pijn waardoor hij Rufinus’ hand wegduwde.
Franciscus zorgde er voor dat de anderen de wonden niet opmerkten. Hij verborg ze zorgvuldig voor zijn naaste omgeving. Zelfs zijn trouwste gezellen wisten er lange tijd niets van af. Hij beste heel goed dat de Allerhoogste hem op wonderbaarlijke manier met de meest eervolle glorie had onderscheiden. Geen edelsteen was kostbaarder. Toch ging hij er in zijn hart niet prat op en hij probeerde anderen er niet de ogen mee uit te steken in een zucht naar roem. Integendeel, hij deed zijn best ze op alle mogelijke manieren te verbergen, want hij vreesde dat zijn reputatie bij medemensen de genade die hij had mogen ontvangen teniet zou doen. Dus bewaarde hij het als een geheim in zijn hart.
naar_celano.pdf | |
File Size: | 38 kb |
File Type: |