Franciscus en de wolf ...
Wat kunnen we vandaag van deze ontmoeting leren?
Een paar jaar geleden was ik wat aan het rondwandelen in Assisi, en toen kwam ik hen tegen: Franciscus en de wolf. Zwijgend staarde ik naar het standbeeld. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik sprak een zuster aan en vroeg haar wat deze broederschap tussen Franciscus en de wolf betekende. En ze vertelde me het verhaal.
De stad Gubbio werd opgeschrikt door een grote wolf die daar in de omgeving vertoefde en er niet voor terugdeinsde om mensen te verslinden. De inwoners van Gubbio waren bang en durfden hun stad niet te verlaten. Franciscus had medelijden met hen en hij ging de wolf opzoeken. De wolf sprong op hem toe, maar Franciscus sprak hem aan en sloot vrede met hem. Hij vroeg aan de wolf om de inwoners met rust te laten en in ruil zouden zij hem van voedsel voorzien. Broeder wolf zou nooit meer iemand aanvallen.
Nu het coronavirus onverwacht ons leven binnengewandeld is - en hier ook langere tijd zal verwijlen, zo blijkt - dacht ik terug aan dit verhaal. Ook wij voelen ons aangevallen en sluiten ons angstig op in onze huizen. Onze maatschappelijke orde wordt van buitenaf verstoord. De mens wordt even uit haar centrum getrokken: ze blijkt toch niet alles onder controle te hebben. En ze kan de mensen niet redden die ze nochtans heel graag zou willen redden. Ze botst op haar eigen kleinheid. Alles waarop de maatschappij gefundeerd is, wordt aan het wankelen gebracht. En alles in ons wordt aan het wankelen gebracht…
Wat deed Franciscus, toen de wolf het pad van de inwoners kruiste? Liet hij zich leiden door gevoelens van angst? Plooide hij zich op zichzelf terug? Nee, Franciscus ging zijn angst niet uit de weg. Hij ging de confrontatie aan. Hij verliet zijn comfortzone en ging het onbekende tegemoet. Hij zette zijn “ik” aan de kant en koos ervoor om de “ander” in het centrum te plaatsen. En zo slaagde hij erin om de situatie ten goede te keren.
Is dat niet waartoe ook wij nu geroepen worden? Is deze tijd niet - meer dan ooit - een uitnodiging om op zoek te gaan naar de wolf in ons, en de confrontatie aan te gaan? Maar die wolf in ons, wie of wat is dat dan? Misschien is het wel alles wat ons verhindert om ten volle te leven: onze angsten, onze twijfels, ons egoïsme, de tegenstellingen in ons, ons verlangen om vast te houden aan zekerheden…
“Zie, iets nieuws ga Ik maken, het is al aan het kiemen, weet gij dat niet?” (Jes. 43, 19) lezen we in de Bijbel (Jes. 43, 19). Bij veel mensen groeit het verlangen om het oude achter te laten en iets nieuws te beginnen. Maar om binnen te gaan in dit nieuwe leven, moeten we eerst met nieuwe ogen naar de werkelijkheid kijken.
Wat als we nu eens in de voetsporen zouden treden van Franciscus? Als we onze zekerheden opzijzetten en het onbekende omarmen? Als we ons ik-gerichte leventje omvormen naar een wereld die de “ander” in het centrum plaatst? Als we alles om ons heen, meer dan ooit, met broederlijke liefde tegemoet treden? Als we elke vorm van bezit transformeren in iets dat aan onze liefdevolle zorg wordt toevertrouwd? Als we ons, dus, laten besmetten door Franciscus’ liefde voor God, de mens en de schepping?
Dan kan de wolf in ons mak worden. Dan kan de storm in ons gaan liggen en kan de vrede in onze harten binnenstromen: vrede met God, vrede met de ander en vrede met de schepping. Dan kan deze bittere periode na verloop van tijd zoet smaken. En is “vrede en alle goeds” niet enkel een welgemeende wens, maar ook realiteit.
Sara Loobuyck
Een paar jaar geleden was ik wat aan het rondwandelen in Assisi, en toen kwam ik hen tegen: Franciscus en de wolf. Zwijgend staarde ik naar het standbeeld. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Ik sprak een zuster aan en vroeg haar wat deze broederschap tussen Franciscus en de wolf betekende. En ze vertelde me het verhaal.
De stad Gubbio werd opgeschrikt door een grote wolf die daar in de omgeving vertoefde en er niet voor terugdeinsde om mensen te verslinden. De inwoners van Gubbio waren bang en durfden hun stad niet te verlaten. Franciscus had medelijden met hen en hij ging de wolf opzoeken. De wolf sprong op hem toe, maar Franciscus sprak hem aan en sloot vrede met hem. Hij vroeg aan de wolf om de inwoners met rust te laten en in ruil zouden zij hem van voedsel voorzien. Broeder wolf zou nooit meer iemand aanvallen.
Nu het coronavirus onverwacht ons leven binnengewandeld is - en hier ook langere tijd zal verwijlen, zo blijkt - dacht ik terug aan dit verhaal. Ook wij voelen ons aangevallen en sluiten ons angstig op in onze huizen. Onze maatschappelijke orde wordt van buitenaf verstoord. De mens wordt even uit haar centrum getrokken: ze blijkt toch niet alles onder controle te hebben. En ze kan de mensen niet redden die ze nochtans heel graag zou willen redden. Ze botst op haar eigen kleinheid. Alles waarop de maatschappij gefundeerd is, wordt aan het wankelen gebracht. En alles in ons wordt aan het wankelen gebracht…
Wat deed Franciscus, toen de wolf het pad van de inwoners kruiste? Liet hij zich leiden door gevoelens van angst? Plooide hij zich op zichzelf terug? Nee, Franciscus ging zijn angst niet uit de weg. Hij ging de confrontatie aan. Hij verliet zijn comfortzone en ging het onbekende tegemoet. Hij zette zijn “ik” aan de kant en koos ervoor om de “ander” in het centrum te plaatsen. En zo slaagde hij erin om de situatie ten goede te keren.
Is dat niet waartoe ook wij nu geroepen worden? Is deze tijd niet - meer dan ooit - een uitnodiging om op zoek te gaan naar de wolf in ons, en de confrontatie aan te gaan? Maar die wolf in ons, wie of wat is dat dan? Misschien is het wel alles wat ons verhindert om ten volle te leven: onze angsten, onze twijfels, ons egoïsme, de tegenstellingen in ons, ons verlangen om vast te houden aan zekerheden…
“Zie, iets nieuws ga Ik maken, het is al aan het kiemen, weet gij dat niet?” (Jes. 43, 19) lezen we in de Bijbel (Jes. 43, 19). Bij veel mensen groeit het verlangen om het oude achter te laten en iets nieuws te beginnen. Maar om binnen te gaan in dit nieuwe leven, moeten we eerst met nieuwe ogen naar de werkelijkheid kijken.
Wat als we nu eens in de voetsporen zouden treden van Franciscus? Als we onze zekerheden opzijzetten en het onbekende omarmen? Als we ons ik-gerichte leventje omvormen naar een wereld die de “ander” in het centrum plaatst? Als we alles om ons heen, meer dan ooit, met broederlijke liefde tegemoet treden? Als we elke vorm van bezit transformeren in iets dat aan onze liefdevolle zorg wordt toevertrouwd? Als we ons, dus, laten besmetten door Franciscus’ liefde voor God, de mens en de schepping?
Dan kan de wolf in ons mak worden. Dan kan de storm in ons gaan liggen en kan de vrede in onze harten binnenstromen: vrede met God, vrede met de ander en vrede met de schepping. Dan kan deze bittere periode na verloop van tijd zoet smaken. En is “vrede en alle goeds” niet enkel een welgemeende wens, maar ook realiteit.
Sara Loobuyck