Als de lente gul is ...
De lente toont zich uitzonderlijk gul dit jaar. Broeder zon verwent ons dag na dag. Onze zuster moeder aarde tooide zich al vroeg met bloemen, bloesems en fris groen. Broeder wind streelt met zachte bries.
“Broeder wind”… Sinds hij, wiens oerkracht ik even tevoren nog jubelend bezong, me bij een voorjaarsstorm vorig jaar genadeloos omver blies en ik daar wékenlang stevige rugpijn aan overhield, heb ik een wat dubbel gevoel bij hem. Sindsdien ben ik me op een andere wijze bewust van de ambiguïteit van de natuur – en bij uitbreiding van het leven zelf.
Wie ooit het vuur razend om zich heen zag slaan bij een bos- of woningbrand, wie zijn wonden likt na een overstroming of tsunami, zet wellicht niet meteen een lofzang in bij de gedachte aan vlammen en waterstromen. Toch noemt Franciscus wind, vuur en water onomwonden broer en zus.
Een onorthodoxe gedachte welt in mij op: zou Franciscus het virus dat we met zijn allen wereldwijd – ik niet in het minst - zo hartgrondig vervloeken, dapper tegemoet treden en tegelijk streng en met milde openheid toespreken: “Zuster corona…”? Die wolf van Gubbio was uiteindelijk ook geen doetje.
Bij het lezen van dat verhaal is het mij telkens weer een troost dat Franciscus duidelijk benoemt welk kwaad de wolf heeft aangericht: “Broeder wolf, jij veroorzaakt in deze omgeving veel ellende en je hebt je afschuwelijk misdragen…”. Ik heb weinig boodschap aan zeemzoeterigheid als ik zie hoeveel onheil corona en de maatregelen die pogen het virus in bedwang te houden als onbedoeld neveneffect hebben aangericht.
Zuster corona, je zaait ziekte en dood, angst, ja terreur, je speelt mensen uit mekaar en vergroot ongelijkheid. Alcoholisme, intrafamiliaal geweld, eenzaamheid, depressie, armoede en velerlei gebrek, achterdocht, vertwijfeling en gevoel van zinloosheid, machteloosheid, uitputting, … … tieren welig sinds jij hier ronddwaalt. “Hiervoor verdien je als gemene dief en moordenaar de galg, want alle mensen haten en vervloeken je, en de hele wereld is je vijandig gezind.”
Tegelijk, zuster corona, heb jij de mallemolen die ons samenleven geworden, verworden, was stilgelegd. Wat kunnen wij door jou leren over onze omgang met mekaar en met de natuur? Het ziet het ernaar uit dat wij nog lang met jou zullen samenleven. Wat hebben we daartoe nodig aan verbeeldingskracht en solidariteit, aan moed en levenswijsheid? Tot welke toekomst daag jij ons uit? En nu we weer weten dat geen levend mens ontsnappen kan aan onze zuster de lichamelijke dood: tot welk leven dat ook sterven omhelst?
Je herinnerde ons brutaal aan onze gedeelde kwetsbaarheid, hoe komen we nu tot vernieuwde nabijheid, (h)echtere verbondenheid, grotere eenvoud? Met “ieder voor zich” zullen we er niet komen, maar samen, verbonden met mekaar, met de wereld die we ook weer als schepping zien, met wie groter is, ons draagt en aan wie we alles en allen mogen toevertrouwen… … misschien, wie weet, schrijven we samen niet alleen geschiedenis maar ook verder heilsgeschiedenis in dit grillige, vreemde 2020. Alvast de lente toont zich uitzonderlijk gul dit jaar.
An Bert
“Broeder wind”… Sinds hij, wiens oerkracht ik even tevoren nog jubelend bezong, me bij een voorjaarsstorm vorig jaar genadeloos omver blies en ik daar wékenlang stevige rugpijn aan overhield, heb ik een wat dubbel gevoel bij hem. Sindsdien ben ik me op een andere wijze bewust van de ambiguïteit van de natuur – en bij uitbreiding van het leven zelf.
Wie ooit het vuur razend om zich heen zag slaan bij een bos- of woningbrand, wie zijn wonden likt na een overstroming of tsunami, zet wellicht niet meteen een lofzang in bij de gedachte aan vlammen en waterstromen. Toch noemt Franciscus wind, vuur en water onomwonden broer en zus.
Een onorthodoxe gedachte welt in mij op: zou Franciscus het virus dat we met zijn allen wereldwijd – ik niet in het minst - zo hartgrondig vervloeken, dapper tegemoet treden en tegelijk streng en met milde openheid toespreken: “Zuster corona…”? Die wolf van Gubbio was uiteindelijk ook geen doetje.
Bij het lezen van dat verhaal is het mij telkens weer een troost dat Franciscus duidelijk benoemt welk kwaad de wolf heeft aangericht: “Broeder wolf, jij veroorzaakt in deze omgeving veel ellende en je hebt je afschuwelijk misdragen…”. Ik heb weinig boodschap aan zeemzoeterigheid als ik zie hoeveel onheil corona en de maatregelen die pogen het virus in bedwang te houden als onbedoeld neveneffect hebben aangericht.
Zuster corona, je zaait ziekte en dood, angst, ja terreur, je speelt mensen uit mekaar en vergroot ongelijkheid. Alcoholisme, intrafamiliaal geweld, eenzaamheid, depressie, armoede en velerlei gebrek, achterdocht, vertwijfeling en gevoel van zinloosheid, machteloosheid, uitputting, … … tieren welig sinds jij hier ronddwaalt. “Hiervoor verdien je als gemene dief en moordenaar de galg, want alle mensen haten en vervloeken je, en de hele wereld is je vijandig gezind.”
Tegelijk, zuster corona, heb jij de mallemolen die ons samenleven geworden, verworden, was stilgelegd. Wat kunnen wij door jou leren over onze omgang met mekaar en met de natuur? Het ziet het ernaar uit dat wij nog lang met jou zullen samenleven. Wat hebben we daartoe nodig aan verbeeldingskracht en solidariteit, aan moed en levenswijsheid? Tot welke toekomst daag jij ons uit? En nu we weer weten dat geen levend mens ontsnappen kan aan onze zuster de lichamelijke dood: tot welk leven dat ook sterven omhelst?
Je herinnerde ons brutaal aan onze gedeelde kwetsbaarheid, hoe komen we nu tot vernieuwde nabijheid, (h)echtere verbondenheid, grotere eenvoud? Met “ieder voor zich” zullen we er niet komen, maar samen, verbonden met mekaar, met de wereld die we ook weer als schepping zien, met wie groter is, ons draagt en aan wie we alles en allen mogen toevertrouwen… … misschien, wie weet, schrijven we samen niet alleen geschiedenis maar ook verder heilsgeschiedenis in dit grillige, vreemde 2020. Alvast de lente toont zich uitzonderlijk gul dit jaar.
An Bert