de heer heeft mij broeders gegeven

Als we verhalen schrijven over broederlijkheid hebben we meestal de neiging bijzondere voorvallen of uitzonderlijke gebeurtenissen gebeurtenissen in de kijker te zetten. Deze zijn natuurlijk uitnodigend en ze zijn ook een stimulans. Ze sporen mensen aan maar we wekken ook hoge verwachtingen en laten hen hopen dat dit ook hen mag overkomen.
Maar de echte broederlijkheid, die deze ervaringen mogelijk maakt, is van een andere orde en vervult het dagelijkse leven. Ze begint bij een kiezen of beter gezegd een gekozen worden. En daarin is er meer aan de hand. Dit geschonken worden aan elkaar drukte Franciscus uit als: “De Heer heeft mij broeders (en zusters) gegeven." In dit gebeuren wordt het louter menselijke overstegen. Gemeenschap worden veronderstelt dus een gelovige voedingsbodem, waarop het broer/zus zijn kan ontluiken.
M.a.w. broederlijkheid vraagt om een verzorgde menselijk verhouding met God enerzijds en het onderhouden van de relatie met de anderen anderzijds. In de vormgeving van de gemeenschap moeten beide aspecten: de persoonlijke godsrelatie en de wederzijdse interactie de nodige ruimte krijgen om zich te verdiepen en te ontplooien. Bidden, persoonlijk en samen, en een voortdurende dialoog met en zonder woorden maken dit mogelijk.
Op deze basis groeit een (h)echte broederlijke band die ongelooflijk veel aspecten vertoont. Gaande van een persoonlijk groeien door en voor elkaar tot en met een samen functioneren als een gesmeerd geheel. Dat kan som ook problemen geven. Dit laatste wordt immers door buitenstaanders waargenomen en zij willen daaraan deelnemen, er deel van uitmaken, maar hebben de weg daar naar toe niet afgelegd en dit leidt tot frustraties langs beide kanten. Enerzijds wordt de gemeenschap door hen ervaren als gesloten en elitair en aan de andere kant worstelen we met de vraag hoe men daar moet mee omgaan, hoe men hen de kans kan geven.
Op die weg van/naar broederschap ervaart men enkele ijkpunten.
– Er is zeker een Jordaanmoment t.t.z. een moment waarop je beslist die weg radicaal te gaan. Een moment dat de hemel opengaat.
– Zeker is er ook een woestijnmoment: te weten de tijd waarin je je bewust wordt dat je vele dingen moet loslaten.
– Ook een of meer Taborervaringen zullen jouw deel zijn. T.t.z. momenten dat je ongevraagd en onverwacht bevestiging mag ervaren en even in de toekomst mag zien.
– Langzaam aan zal je je dieper bewust worden dat we geroepen zijn en dat de weg die we samen gaan thuis hoort en leidt naar de voltooiing van de schepping en dat besef zal ons persoonlijk en gezamenlijk leven sturen.
– Hierdoor ontstaat een betrokkenheid op elkaar, die in ons persoonlijk leven en in onze gemeenschap steeds concretere vormen zal aannemen.
– Waardoor we a.h.w. een nieuwe en bevrijdende ruimte binnengaan. We zullen beleven en ervaren dat we nieuw worden door elkaar en dat er ‘n gemeenschapsreflex geboren wordt.
– Dat “er-zijn-voor-en-door-elkaar” maakt ons tot beeld van God, terwijl we ons bewust blijven hoe waardevol maar tot voorbijgaand wij zijn; en hoe onmisbaar wij zijn in onze voorlopigheid. Terwijl het bewustzijn zal groeien dat God zelf zal voltooien wat we in zijn naam begonnen zijn.
Dit alles resulteert in een enorme dankbaarheid en een diepe vreugde
om de weg, die wij op Gods uitnodiging, mogen gaan;
om de mensen, die Hij ons geeft en toevertrouwt;
om de vreugde en de vrede waarmee Hij ons vervult;
om de liefde, de bekommernis en de vergeving,
die ons voortdurend tot meer broeder en gemeenschap maken.
Met dank aan Wilfried
Maar de echte broederlijkheid, die deze ervaringen mogelijk maakt, is van een andere orde en vervult het dagelijkse leven. Ze begint bij een kiezen of beter gezegd een gekozen worden. En daarin is er meer aan de hand. Dit geschonken worden aan elkaar drukte Franciscus uit als: “De Heer heeft mij broeders (en zusters) gegeven." In dit gebeuren wordt het louter menselijke overstegen. Gemeenschap worden veronderstelt dus een gelovige voedingsbodem, waarop het broer/zus zijn kan ontluiken.
M.a.w. broederlijkheid vraagt om een verzorgde menselijk verhouding met God enerzijds en het onderhouden van de relatie met de anderen anderzijds. In de vormgeving van de gemeenschap moeten beide aspecten: de persoonlijke godsrelatie en de wederzijdse interactie de nodige ruimte krijgen om zich te verdiepen en te ontplooien. Bidden, persoonlijk en samen, en een voortdurende dialoog met en zonder woorden maken dit mogelijk.
Op deze basis groeit een (h)echte broederlijke band die ongelooflijk veel aspecten vertoont. Gaande van een persoonlijk groeien door en voor elkaar tot en met een samen functioneren als een gesmeerd geheel. Dat kan som ook problemen geven. Dit laatste wordt immers door buitenstaanders waargenomen en zij willen daaraan deelnemen, er deel van uitmaken, maar hebben de weg daar naar toe niet afgelegd en dit leidt tot frustraties langs beide kanten. Enerzijds wordt de gemeenschap door hen ervaren als gesloten en elitair en aan de andere kant worstelen we met de vraag hoe men daar moet mee omgaan, hoe men hen de kans kan geven.
Op die weg van/naar broederschap ervaart men enkele ijkpunten.
– Er is zeker een Jordaanmoment t.t.z. een moment waarop je beslist die weg radicaal te gaan. Een moment dat de hemel opengaat.
– Zeker is er ook een woestijnmoment: te weten de tijd waarin je je bewust wordt dat je vele dingen moet loslaten.
– Ook een of meer Taborervaringen zullen jouw deel zijn. T.t.z. momenten dat je ongevraagd en onverwacht bevestiging mag ervaren en even in de toekomst mag zien.
– Langzaam aan zal je je dieper bewust worden dat we geroepen zijn en dat de weg die we samen gaan thuis hoort en leidt naar de voltooiing van de schepping en dat besef zal ons persoonlijk en gezamenlijk leven sturen.
– Hierdoor ontstaat een betrokkenheid op elkaar, die in ons persoonlijk leven en in onze gemeenschap steeds concretere vormen zal aannemen.
– Waardoor we a.h.w. een nieuwe en bevrijdende ruimte binnengaan. We zullen beleven en ervaren dat we nieuw worden door elkaar en dat er ‘n gemeenschapsreflex geboren wordt.
– Dat “er-zijn-voor-en-door-elkaar” maakt ons tot beeld van God, terwijl we ons bewust blijven hoe waardevol maar tot voorbijgaand wij zijn; en hoe onmisbaar wij zijn in onze voorlopigheid. Terwijl het bewustzijn zal groeien dat God zelf zal voltooien wat we in zijn naam begonnen zijn.
Dit alles resulteert in een enorme dankbaarheid en een diepe vreugde
om de weg, die wij op Gods uitnodiging, mogen gaan;
om de mensen, die Hij ons geeft en toevertrouwt;
om de vreugde en de vrede waarmee Hij ons vervult;
om de liefde, de bekommernis en de vergeving,
die ons voortdurend tot meer broeder en gemeenschap maken.
Met dank aan Wilfried